De Warmtewet verplicht een leverancier die warmte levert aan kleinverbruikers te zorgen voor een betrouwbare en betaalbare warmtevoorziening tegen redelijke voorwaarden en een daarbij behorende goede kwaliteit van dienstverlening. De wet ziet alleen op verbruikers met een aansluiting van maximaal 100 kilowatt. Dit betekent dat de situatie kan ontstaan dat corporaties richting de huurder een leverancier is in de zin van de Warmtewet, maar dat zij zelf niet beschermd worden door de bepalingen van de wet, nu zij als verbruiker (van het gehele complex) vaak veel meer verbruiken dan 100 kilowatt.
Alle leveranciers moeten met de verbruikers een schriftelijke leveringsovereenkomst aangaan. De corporaties dienen deze overeenkomsten met de individuele huurders te sluiten. In de leveringsovereenkomst moet onder meer een duidelijke en volledige omschrijving van de te leveren goederen en diensten worden opgenomen.
In de wet is voorts bepaald dat de huurprijs de prijs is die verschuldigd is voor het enkele gebruik van de woonruimte. Onder servicekosten wordt verstaan de vergoeding voor de in verband met de bewoning van de woonruimte geleverde zaken en diensten. Op grond van deze bepaling en het besluit servicekosten worden door de corporaties de kosten van gemeenschappelijke warmtevoorzieningen doorberekend aan de huurders. De kosten die in rekening worden gebracht dienen overeen te komen met de daadwerkelijke kosten. Door de Warmtewet wordt deze doorberekening veranderd. Door de minister worden maximumprijzen vastgesteld. Dit kan betekenen dat corporaties het risico lopen dat niet alle kosten kunnen worden verhaald en dat de kosten van de exploitatie hoger zijn dan de opbrengsten. Daartegenover staat dat corporaties meer kosten in rekening kunnen brengen, indien de huidige kosten onder de maximumprijzen van de minister zouden zitten. De huurder kan op grond van de Warmtewet en de geldende maximumprijzen geconfronteerd worden met hogere (service)kosten. En dat was niet de achterliggende gedachte van de invoering van de Warmtewet. Deze wet dient de huurders nu juist te beschermen tegen te hoge prijzen.
De levering van warmte valt nog steeds onder de definitie van de servicekosten. Het besluit servicekosten is niet vervallen met de inwerkingtreding van de Warmtewet. De beoordeling of de huurder teveel heeft betaald wordt met ingang van 2014 wel getoetst aan de Warmtewet. Dit betekent dat corporaties vanaf 2014 de servicekosten moeten afrekenen op basis van de Warmtewet. Met andere woorden, de voorschotberekening voor 2014 van de leverancier, en in ieder geval de afrekening, moet in overeenstemming zijn met de maximumprijs zoals die op grond van de Warmtewet is vastgesteld. De afrekening over de periode tot en met 31 december 2013 dient nog op de “oude” wijze te worden gemaakt en vanaf 1 januari 2014 op de nieuwe wijze.
De Warmtewet bevat voorts voorwaarden waaronder een consument mag worden afgesloten. Ook bepaalt de Warmtewet wanneer een consument vanwege een storing in de warmtelevering recht heeft op schadevergoeding. Zodra de storing langer dan 4 uur duurt, is de leverancier schadeplichtig, dus het is zaak voor de leverancier om de storingen zo kort mogelijk te laten voortduren.
De Warmtewet heeft dan ook directe gevolgen voor afnemers van warmte van een warmtenet die een aansluiting hebben van maximaal 100 kW (kleinverbruikers), voor leveranciers van warmte aan deze kleinverbruikers, alsook voor de warmteproducenten. Ook verhuurders die tevens leverancier zijn in de zin van de Warmtewet worden met de gevolgen van deze wet geconfronteerd.
Claus Bunge
Advocaat Huurrecht
Deterink Advocaten & Notarissen
De Warmtewet en de wijzigingen voor de servicekosten
Gepubliceerd op:
24 Maart 2014
Op 1 januari 2014 is de Warmtewet in werking getreden. Dit heeft direct gevolgen voor
corporaties die warmte leveren aan huurders via stadsverwarming, blokverwarming of via warmte- en koudeopslag. Er is namelijk geen overgangstermijn en de wet heeft directe werking.
Meer nieuws
Het laatste nieuws op gebied van woningcorporaties: